‘Iconoclast’ (boek)
Gregory Berns beschrijft in de introductie van zijn boek Iconclast een treffende metafoor: menselijke hersenen kan je vergelijken met een 40 watt lamp. Een van de gevolgen daarvan is dat we niet genoeg energie hebben om alle prikkels die op ons afkomen in ons hoofd te verwerken. Daarom hebben onze hersenen geleerd keuzes te maken. Keuzes over wat we wel en wat we niet verwerken. Dit betekent dat onze hersenen beslissingen nemen op grond van eerdere ervaringen en andere vormen van informatie die niet veel energie kosten (zoals de mening van anderen). De meeste mensen worden gedreven door gewoonten; niet onze zintuigen vertellen ons wat we zien en hoe we moeten handelen, maar onze hersenen. Berns noemt dat onze mind’s eye.
Iconoclast: vernietiger van iconen
Berns constateert dat er een bepaald type mensen zijn die er andere manieren van denken op na houden. Dit zijn de zogenoemde iconoclasts. Deze term is ontstaan in het jaar 725 AD toen Leo III, keizer van Constantinopel, het gouden icoon van Christus boven zijn paleispoorten vernietigde om zo zijn macht ten opzichte van de kerk duidelijk te maken. Iconoclast betekent dus letterlijk ‘vernietiger van iconen’. Berns definieert een iconoclast als iemand die iets doet waarvan anderen zeggen dat dat niet kan. En dat betekent dat iconoclasts anders zijn dan ‘gewone’ mensen. Berns heeft vastgesteld dat iconoclast op drie punten anders zijn: (1) hun perceptie verloopt anders; (2) ze reageren anders op angst en (3) ze beschikken over een hoge mate van sociale intelligentie.
Voordat Berns ingaat op de drie hierboven genoemde verschillen, beschrijft hij het werk en leven van de glaskunstenaar Dale Chihuly. Chihuly heeft eigenhandig alle regels van de glaskunst overboord gegooid en een geheel eigen stijl geïntroduceerd. De waardering voor zijn werk blijkt onder meer uit het gegeven dat hij een vast kunstwerk heeft dat aan het plafond van het Bellagio in Las Vegas hangt en een groot werk heeft staan in de tuin van het Metropolitan Museum of Art in New York. In 1986 werd zijn collectie al in het Louvre getoond. Volgens Berns ziet Chihuly de dingen letterlijk anders. Sinds een auto-ongeluk in 1976 draagt hij een ooglap voor zijn linkeroog en sinds die tijd maakt hij vooral asymmetrische glaswerken, iets dat in de glaskunst tot dan toe eigenlijk not done was. Berns bestempelt mede daarom Chihuly als iconoclast.
Florence Nightingale
Hierboven noemden we dat Berns constateerde dat iconoclasts op drie punten verschillen van ‘gewone’ mensen. Als eerste noemt hij perceptie. Omdat onze hersenen zuinig met de toegeleverde energie moeten omgaan, werken ze volgens een efficiëntieprincipe dat ‘categorisatie’ heet. Waar iconoclasts met name goed in zijn is het aanvechten (of afbreken) van dit categorisatieprincipe. Florence Nightingale is daar een goed voorbeeld van. Tijdens de Krimoorlog zag zij dat soldaten niet aan hun verwondingen stierven, maar aan de uiterst besmettelijke ziekten tyfus en cholera.
De meeste artsen en verpleegsters richtten zich echter op het verzorgen van wonden. Nightingale zette haar vermoeden kracht bij door analytisch na te denken en zelfs ‘taartdiagrammen’ te gebruiken (waarin doodsoorzaken werden samengevat). Daardoor wist voor elkaar te krijgen dat er een aantal hygiëneprogramma’s werden opgezet, waardoor het aantal sterfgevallen drastisch daalde. Berns noemt ook Walt Disney als voorbeeld van iemand die er een andere vorm van perceptie op nahield. Waar Nightingale heel analytisch te werk ging, was er bij Walt Disney sprake van de meer holistische werkwijze ‘imagination’. Berns hierover: ‘imagination is the ability to break down categorization’. Iconclasts verschillen dus van andere mensen voor wat betreft hun interpretatie van wat ze waarnemen (i.e. perceptie). Deze interpretatie kan op analytische wijze plaatsvinden (zoals bij Florence Nightingale), maar ook op holistische wijze (Walt Disney).
The mother of all stress
Een tweede aspect waarop iconoclasts verschillen, is de wijze waarop ze met angst omgaan. Berns typeert angst als ‘the mother of all stress’. Iconoclasts kunnen hun stress response beter beheersen dan ‘gewone’ mensen. De amygdala speelt een centrale rol bij angst. De amygdala is een hersengebied dat onze angstresponsen reguleert en de mate van arousal, alertheid beïnvloedt. Berns benoemt twee basisangsten van mensen: angst voor het onbekende en angst voor sociale isolatie. De angst voor het onbekende kan je reduceren door het onbekende om te zetten naar risico-inschattingen. Dit is een vorm van herwaardering die angstgevoelens kan reduceren en beheersbaar maken. De angst voor sociale isolatie kan je reduceren door één iemand te vinden die net zo als jou denkt.
Picasso wel en Van Gogh niet
Een derde factor waarop iconoclasts van anderen verschillen, is sociale intelligentie. Berns (foto) geeft aan dat sociale intelligentie geen harde vereiste is om als iconoclast aangemerkt te worden, maar wel om als iconoclast succesvol te zijn. Hij illustreert dit aan de hand van twee schilders: Van Gogh en Picasso. Beide kunstenaars waren ‘rule breakers’ en hebben een enorme reputatie opgebouwd, maar Van Gogh is arm gestorven terwijl Picasso’s vermogen in 1973 – het jaar dat hij stierf – werd geschat op $ 750 miljoen.
Om succesvol te zijn moeten iconoclasts de verbinding weten te leggen met non-iconoclasts. Dit is afhankelijk van twee cruciale aspecten van sociale intelligentie: vertrouwdheid en reputatie. Om je ideeën te verkopen, moet je een positieve reputatie vestigen die mensen toetrekt naar iets dat initieel onbekend is en zelfs bedreigend kan zijn. Picasso werd vooral bekend door zijn enorme ‘productieomvang’. Van Gogh schilderde circa 900 doeken in zijn leven; Picasso produceerde er meer dan 13.000 en ongeveer 300 sculpturen. Door een hogere confrontatiekans raakten mensen eerder vertrouwd met werken van Picasso dan van Van Gogh. En Picasso had een charismatische uitstraling die bij Van Gogh ontbrak. Waar Picasso een ‘sociale magneet’ was, leefde Van Gogh in een eenzame wereld.
‘How to think differently’
Het boek Iconoclast beschrijft niet alleen voorbeelden van ‘rule breakers’ zoals Ray Kroc (de man die McDonald’s groot maakte), Steve Jobs (Apple), Charles Wang (oprichter van Computer Associates), Warren Buffet (zakenman en investeerder en een van de rijkste mensen ter wereld), Jeff Bezos (oprichter van Amazon) en Arnold Schwarzenegger, maar hij geeft ook richtlijnen ‘how to think differently’. Berns hierover: ‘The brain is lazy. It changes only when it has to.’
Onze hersenen kunnen alleen veranderen als ze met nieuwe dingen worden geconfronteerd die niet in onze bestaande (mentale) schemata passen. ‘Learning means physical rewiring of the brain’.Dat begint bij anders waar te nemen; iets waar te nemen waarvan je niet weet hoe je het moet interpreteren. Dat dwingt de hersenen om buiten de gebaande paden te treden en nieuwe categorisatieprincipes te ontwikkelen. Berns noemt als voorbeelden reizen naar verre, onbekende landen en het aangaan van nieuwe vriendschappen. Maar op grond van de voorbeelden uit zijn boek zou je daar het bezoeken van culturele instellingen zoals musea toe kunnen rekenen.
Naast het anders waarnemen, moet een iconoclast anderen voor zijn ideeën weten te winnen. Dat kan door je eerst op één of twee medestanders te richten, maar ook door nieuwe ideeën eerst meer vertrouwd te maken. Berns vat het aan het eind van zijn boek eigenlijk heel krachtig samen: ‘So it comes down to this: perception, courage, and social skills’.
Referentie(s)
Berns, G. (2010), Iconoclast; a neuroscientist reveals how to think differently. Harvard Business Press, Boston, MA.